Aan de Zwolse Dr. van Deenweg staat in de felle zon een man over een tafel gebogen, stof opwaaiend van de cirkelzaag die loeiend door het hout snijdt. Achter hem de ingang van wat een kantoorpand lijkt te zijn. Eenmaal voorbij de verbouwwerkzaamheden blijken de kantoren een andere bestemming te hebben. Hier is anderhalve maand geleden op stel en sprong een kinderopvang uit de grond gestampt. De aanleiding is verdrietig. Oorlog. Maar deze noodopvang voor Oekraïense kinderen is “een plek om gewoon weer even kind te zijn,” aldus pedagogisch medewerker Lieselotte (31) van Doomijn Kinderopvang.
In de groepsruimte zitten drie peuters aan tafel. Eén jongetje knabbelt rustig aan een maïswafel, een ander springt voortdurend op om voor het raam uitgelaten te roepen naar de kinderen die buiten spelen. “Ik versta er nog steeds niets van”, verzucht Lieselotte. Met behulp van Google Translate voert ze een gesprekje met Zhenia (23). De Oekraïense ontvluchtte samen met haar moeder en tweejarige dochter Ksenia het geweld in haar thuisland. Haar baan als leerkracht liet ze achter, net als haar man “om ons land te verdedigen”. Nu is ze vaste medewerker van de opvang in Zwolle. Pedagogisch medewerker Jessica (45) maakt het team compleet. Het drietal verzorgt drie ochtenden per week opvang.
“Het was dinsdag toen ik gebeld werd door mijn regiomanager: ‘we openen noodopvang voor kinderen uit Oekraïne, wil jij daar werken?’” vertelt Lieselotte. Ze had één dag de tijd om te beslissen. “Dit paste goed in de lijn van mijn opleiding Pedagogisch Management Kind en Educatie, dus ik heb ‘ja’ gezegd. Ik wilde wel eerst de locatie zien en ging er op vrijdag naartoe om te kijken. Er was helemaal niets, behalve wat meubels. Geen kopjes, borden, speelgoed of zelfs luiers. En die maandag moest ik al beginnen.” Nog diezelfde dag regelde Lieselotte – na heel wat mails en telefoontjes – speelgoed van andere Doomijn-locaties. “Er zouden zes kinderen komen, maar zondags kreeg ik een appje: ‘het zijn er toch tien…’. Die maandag stonden er uiteindelijk vijftien kinderen.”
Eén pedagogisch medewerker, vijftien kinderen en een taalbarrière; geen ideale start van de eerste opvangdag. Lieselotte: “Ik heb nog nooit zoveel chaos op de opvang gezien. Het speelgoed lag overal, en kinderen klommen in de kasten en sprongen op de tafels. Kinderen hadden flessen cola en hele pakken koekjes mee en namen dit wanneer ze daar zin in hadden.” Toch kijkt Lieselotte tevreden terug op die eerste dag. “Zhenia regelde de inschrijvingen met ouders, terwijl een van de managers op de groep bijsprong. Het was dan wel chaotisch, maar kinderen hebben niet gehuild en allemaal fijn gespeeld.” Voor dag twee stelde Lieselotte zich drie doelen: “Ik wilde met alle kinderen aan tafel eten, geen ongelukjes door te weinig toezicht en als het lukte, wilde ik naar buiten.” En dat is gelukt. Al was het op een parkeerterrein, omheind met afzetlint. “Je kunt wel nagaan dat ik die dag met gemak 10.000 stappen heb gezet,” lacht Lieselotte.
De groep bestond in het begin uit zo’n twintig kinderen, die alles moesten leren. Voor Lieselotte betekende dit dat ze alles wat ze de afgelopen jaren leerde op een andere manier moest inzetten. “Ik moest zo hard nadenken: hoe doe je dit? Hoe vorm je samen een groep? Op een reguliere opvang gaat een nieuw kind mee in het ritme van de rest. Hier is alles nieuw én is er ook nog eens die taalbarrière. De kinderen moesten echt leren hoe je speelt en waar speelgoed voor bedoeld is. Nog steeds kunnen de kinderen uren spelen met iets wat in mijn ogen niet relevant is, zoals een babygym, maar waar zij helemaal blij mee zijn.”
Een dikke maand na de start ligt de opvangruimte er heel anders bij, met meer dan genoeg speelgoed en inmiddels een klein groepje kinderen. “Sinds deze week gaan de oudste kinderen naar school, daar waren ze echt aan toe en het is ook goed voor de jongste kinderen,” vertelt Lieselotte. “Ik krijg complimenten van de pedagogisch coach dat het hier zo rustig oogt en de sfeer fijn en relaxt is. Ouders zijn heel blij dat we dit doen de kinderen vinden het fijn om naar de opvang te komen. Ze krijgen de ruimte om gewoon kind te zijn en te ontdekken. Zij staan hier centraal.”
Normaal gesproken houdt Lieselotte van orde op de opvang: speelgoed in bakken en op een vast plek. “Dit is wel een lesje loslaten, want maak maar eens in een andere taal duidelijk dat kinderen netjes in een rij moeten gaan staan voordat we naar buiten kunnen. Dat is niet te doen. Als ik buiten alle kinderen tel – en ze zijn er nog steeds allemaal – wat maakt dat rijtje dan nog uit. Dan denk ik bij mezelf: wat is nu écht belangrijk?”
"Het was dinsdag toen ik gebeld werd door mijn regiomanager: 'we openen noodopvang voor kinderen uit Oekraïne, wil jij daar werken?'”
Lieselotte
Communiceren met de kinderen en ouders vindt Lieselotte uitdagend. “Zowel Oekraïens als Nederlands zijn heel lastige talen. En vertalen via een telefoon is ook heel onpersoonlijk, dat maakt het moeilijk een band met ouders op te bouwen. We communiceren via gebaren, gezichtsuitdrukkingen of door dingen aan te wijzen.” Toen de onderwijskundige van de opvang vroeg hoe ik dat doe als een kind huilt, zei ik: ‘troosten is universeel’. Op deze leeftijd kun je heel veel bereiken zonder taal.”
Soms zorgt de taalbarrière ook voor grappige situaties. “Een jongentje van een jaar of vijf was flink aan het uitdagen. Dat wist ‘ie ook wel en uiteindelijk greep ik in. De volgende dag kwam zijn moeder hier op terug. Haar zoon had gezegd: ‘ja mam, die juf kan me toch niet verstaan, dus hoef ik ook niet haar haar te luisteren!’”
Sommige verhalen van kinderen en ouders blijven Lieselotte in het bijzonder bij. “Het is lang geleden dat ik een kind intens blij heb gezien, tot een zesjarig jongentje op een dag aan kwam fietsen op een oude, veel te kleine driewieler. Met opgetrokken knieën, maar met een stralende lach. ‘Thuis hadden we ook zo’n fiets’, vertelde zijn moeder. ‘Ik kon ‘m niet laten staan, want dit voelde als thuis’.” Of die keer dat ze watermeloen hadden besteld voor de opvang en een meisje in de keuken stond te springen: ‘Arbuz!’ “Toen ik het op tafel zette, juichten alle kinderen en was de hele watermeloen binnen tien minuten op. Fantastisch om te zien.” Het is dankzij dit soort verhalen dat Lieselotte zich realiseert hoe goed wij het hier hebben. “Hoe blij kun je zijn met iets kleins? Ik leer daar meer bij stil te staan.”
De omstandigheden waaruit kinderen en ouders komen, motiveren Lieselotte om er iets moois van te maken op de opvang. “Het maakt mij trots dat ouders, na zo’n reis en alles wat ze hebben meegemaakt en achtergelaten, tóch hun meest dierbare bezit bij ons brengen. Op een plek die ze niet gewend zijn, met andere gewoontes.” Die gewoontes zorgen soms voor een dilemma: “Het liefst wil ik ’s ochtends beginnen met een ‘goedemorgen-liedje’, maar maken we het dan niet té Nederlands? Leggen we hen iets op”, vraag Lieselotte zich af, “of geef je ook ruimte om iets van hun afkomst toe te voegen?”
Tot de zomervakantie gaat de opvang op deze voet verder. Lieselotte geeft aan dat ze zoekende zijn in hoe de opvang na de zomer moet worden ingevuld. “Op dit moment zijn we meer een kinderdagverblijf, maar of dit zo blijft, hangt af van wat de gemeente wil. Als dit een ve-peuteropvang [voorschoolse educatie, red.] wordt, moeten we het heel anders vormgeven.”
Er is nog veel te doen en de kinderen hebben een korte spanningsboog. Dat vraagt volgens Lieselotte om creatief blijven omgaan met de situatie. “Het is aan ons om rust te creëren, een groep te vormen en samen iets op te bouwen. Wanneer ik tevreden naar huis ga? Als die rust er is en de kinderen een fijne tijd bij ons hebben.”
"In het begin twijfelde Lieselotte of ze wilde bijdragen aan dit initiatief. “Maar een kind blijft een kind en heeft deze keuze niet gemaakt.”
Lieselotte
In het begin twijfelde Lieselotte of ze wilde bijdragen aan dit initiatief. “Maar een kind blijft een kind en heeft deze keuze niet gemaakt,” benadrukt ze. “Ieder kind heeft dezelfde rechten, óók op een goede tijd op de opvang, die ik als pedagogisch medewerker kan bieden. Ik hoop dat het gewoon normaal is dat we omzien naar elkaar en je er voor een ander bent. Dat mag van mij nog meer centraal staan in ons ‘zijn’. Niet alleen nu, maar ook in andere situaties.”
Terwijl twee jongentjes achter elkaar van de glijbaan schuiven, klampt de derde zich vast aan Lieselotte. Huilend vraagt hij naar z’n moeder, gevolgd door wat onbegrijpelijke zinnen. Plotseling veert hij op: mama staat bij het hek, hij mag mee naar huis. Na een korte overdracht komt Lieselotte terug. “Met maar twee kinderen is het wel heel rustig, hè. Ik heb er liever wat meer. Het gaat hier dan wel anders dan op een reguliere opvang, maar uiteindelijk is het ook gewoon mijn werk.”