Hoe praat je met je kind over overlijden? - Doomijn | Kinderopvang

Hoe praat je met je kind over overlijden?

Op een gegeven moment krijgt iedereen te maken met het lastige onderwerp ‘de dood’. Of het nu gaat om een familielid dat overlijdt of het hondje van oma dat al oud was: jouw kind ervaart verlies, rouw en een nieuwe vorm van verdriet. Pedagogisch Beleidsmedewerker Désirée Dobma legt uit: Wat vertel je jouw kind in deze situaties? En wat doe je als jouw kind ook jóuw emoties ziet?

“Net als blijdschap en geluk, mogen alle gevoelens en emoties er zijn. Ook verdriet en machteloosheid. Het is voor kinderen niet erg om volwassenen emoties te zien ervaren en uiten. Zo ervaren zij bijvoorbeeld als je verdrietig bent dat dit óók bij het leven hoort en je emoties niet hoeft in te houden. Leg aan je kind uit in simpele woorden waarom je huilt en verdrietig bent: ‘Ik ben verdrietig en moet huilen omdat opa dood is.’ Vertel erbij dat dit verdriet minder wordt.

Stabiliteit en veiligheid
Mochten de emoties je overmannen en je hebt het gevoel dat je even geen controle hebt, stap dan uit de situatie met de kinderen. Dit kan hen namelijk aan het wankelen maken. Kinderen hebben volwassenen om hen heen nodig die stabiliteit bieden. Daar halen ze hun gevoel van veiligheid uit. Uit je emoties vooral wel! Alleen zó kun je verder in jouw proces. Zorg goed voor jezelf en zoek steun.

Ervaringen in spel
Vanaf peuterleeftijd leren kinderen het begrip dood kennen. Ze voelen wat verlies is en lijden daar ook onder. Bijvoorbeeld een verdrietige moeder of vader die anders met hen omgaat. Het maakt vaak dat ze bang worden om van hun ouders gescheiden te worden. Ze kunnen wel degelijk rouwen. Rouw is zwaar en een kind kan daar niet elk moment van de dag mee bezig zijn. Daarom gaan kinderen ogenschijnlijk over tot de orde van de dag en gaan spelen. Het is voor jonge kinderen gewoon om hun ervaringen in spel te verwerken. Jonge kinderen kunnen in hun proces verschillende emoties ervaren. Naast verdrietig zijn, kunnen ze ook verschrikkelijk boos of bang worden. Deze gevoelens en vragen kunnen ook na langere tijd (soms jaren) naar buiten komen.

Open communicatie
Geef jonge kinderen feitelijke informatie, kort en in kindertaal: ‘Opa’s hart was gestopt en hij kon niet meer ademen. De dokter heeft geprobeerd hem beter te maken maar opa is doodgegaan.’ Langzaamaan krijgen kinderen belangstelling voor de lichamelijke kanten van de dood. Bij kinderen van zes tot negen jaar begint het besef te komen dat dood zijn onomkeerbaar is. Dat is erg verwarrend voor kinderen en maakt hen soms angstig. Eerst begrijpen ze dan nog niet dat de dood iedereen overkomt. Vanaf ongeveer zeven of acht jaar stappen kinderen over van het magische denken naar het concrete denkniveau. Ze hebben de neiging alles letterlijk te nemen en dat kan leiden tot verwarring. Kinderen krijgen op deze leeftijd belangstellig voor de uiterlijke dingen die bij overlijden horen en interesseren zich ook voor wat na de dood gebeurt. Als er open communicatie over is, vragen ze alles. Ze zijn kwetsbaar omdat ze de mogelijkheid hebben om te begrijpen, maar nog niet altijd goed in staat zijn hiermee om te gaan.

Onomkeerbaar
Vanaf een jaar of twaalf zijn vaardigheden zo ver ontwikkeld dat kinderen de dood zien als onvermijdelijke einde van hun leven. De persoonlijk-emotionele afstand is echter nog groot (het kan iedereen gebeuren, behalve mensen in hun omgeving). Kortom: het is voor alle kinderen belangrijk ze aandacht te geven en met hen te praten zodat zij hun gevoelens kunnen uiten. Wees je erop bedacht dat dit soms jaren later (terug)komt. Beantwoord al hun vragen eerlijk en vertel over de feiten. Je hoeft niet méér te vertellen dan waar ze om vragen. Beantwoord de vragen waarmee het kind komt elke keer op dezelfde wijze. Als je dat niet doet, kan het zijn dat het kind zelf antwoorden gaat bedenken en met angst blijft zitten. Leg steeds uit wat er gaat gebeuren en dat mensen verdrietig zijn.

Tot slot: kijk vooral goed naar wat jouw eigen kind nodig heeft. Het allerbelangrijkste is dat het weet dat het altijd bij je terecht kan.”